Dit is de eerste blog bijdrage in drie maanden, want vandaag, 8 april 2020, zouden we om 11.00 naar Mexico vliegen. Het verliep allemaal een beetje anders...

We verhuizen van de ene naar de andere camping omdat de Colombiaanse protesten tegen de regering van president Duque blijven aanhouden. Zoals in de andere Zuid-Amerikaanse landen gaat het hier over de economische ongelijkheid tussen arm en rijk, over hervormingen voor ambtenaren en het vredesakkoord met de FARC, dat men wil behouden. (Duque wil het openbreken.)

“Ga je wéér betalen om dieren te spotten”, zei mijn zus toen ik haar aan de lijn had. Ik moest lachen, denkende aan de té dure excursie die we ooit samen maakten in Turkije om (onvindbare) broedende schildpadden te zien. Deze dieren-spot excursie was daags tevoren geboekt bij Véronique, een français...

In de Peruviaanse ‘Selva’ (de bovenloop van het Amazone gebied) is overal water en groen. Het is een nieuwe, indrukwekkende, imposante en mooie belevenis voor ons. We hebben er op verschillende manieren van genoten:

“Neem een foto”, zei Adriaan aan de grens met Bolivië, “hier moet iets aan de hand zijn”. Een kilometer of twee voor de grenscontrole zagen we een winkelende mensenzee over de weg slenteren. Handelaars met kraampjes eender waar op de weg. Minder dan stapsgewijs geraakten we met The Beast door de massa. Twee uur later hadden we een stempel in onze paspoorten. We waren slechts twee kilometer opgeschoten. Eén voordeel: de douane controle was miniem. Onze heerlijke avocado's, uien, limoenen en kaas bleven onaangeroerd. Later hoorden we dat het een jaarlijks feest van de verbroedering tussen Bolivië en Peru bleek te zijn.

Na een vlotte grenscontrole kwamen we in Peru terecht. Aan de Peruviaanse controlepost werd mijn naam geroepen. Het was mijn geluksdag: ik had mijn bankkaart aan de Braziliaanse grenspost laten vallen en kon ze recupereren door even terug Brazilië in te rijden.

We ondergaan binnen enkele kilometer...

Na Fortaleza volgde Jericoacoara, een ‘verplichte’ stop: witte stranden met enorme zandduinen. Het plaatsje was zó vol, dat we buiten het dorp moesten parkeren en te voet verder gingen. In het dorp wemelde het van de strand-buggy’s die toeristen rondrijden, prullaria verkopers die van alles aanbieden en strand terrasjes met luide muziek. We dronken er een glaasje mineraalwater en zijn daarna met 'The Beast' over het strand gaan rijden, op zoek naar een rustige plek. We kwamen er een visser tegen die ons een vis verkocht, die we ter plaatse fileerden en in Ceviche veranderden. (Ceviche is rauwe vis, ‘gegaard’ in limoensap, met wat ui, tomaat, koriander en een heet pepertje. Handig, een frigo aan boord.)

In Alta Paraisio, ten noorden van Brasilia, zochten we naar een werkende bankautomaat toen Ann achter de auto stopte. Afkomstig uit Brussel, had ze ons wit/rode Belgische kenteken opgemerkt. Ze had een week ervoor haar intrek genomen in haar nieuw-gebouwde villa en nodigde ons uit. Ann’s huis ligt op 1400 meter hoogte, het klimaat is er aangenaam. Ze heeft heel wat toekomst plannen: een B&B opstarten en reizigers aantrekken is er ééntje van.

Door de aanwijzingen van de bioloog Luis (zie vorige aflevering) kwamen we in het staats natuurpark “Rio Petro” terecht dat noch in de reisgids, noch op de kaart vermeld staat. Op de bijhorende camping kregen we een plek toegewezen op de parking. De meeste Braziliaanse campings zijn grasvelden bestemd voor tenten en niet voor een zware Land Cruiser. We bleven uiteindelijk 3 dagen en maakten er 2 wandelingen met (verplichte) gids. Voor mij was het stijgende pad bij temperaturen plus 30 graden grensverleggend maar het eindpunt van beide wandelingen (een waterval met zwempoel) was zeker de moeite waard en op verschillende plaatsen maakten we er gretig gebruik van.

Met een fijn en dankbaar gevoel heb ik na 21 dagen het thuisfront weer achtergelaten. Zes weken waren óók te kort geweest om iedereen te zien – ik heb nog gepoogd 6 weken in 21 dagen te stoppen. Sorry dat ik sommigen moest teleurstellen...