We kiezen onze eerste bestemming aan zee, bij de monding van de Casamance, (nogmaals) omgeven door mangroves. Maar zover geraken we niet. Door de slechte staat van de weg horen we plots een geluid — een scherpe krak en een ratelend geluid van een band die de wielkast raakt…
Er stopt al snel een oude Peugeot, die informeert wat er loos is. Aan het stuur zit Mousse, die toevallig zijn Brusselse vriendin Chantal van de luchthaven in Banjul heeft gehaald. Adriaan monteert snel een bus tussen de draagarm en de eind-stop van het chassis, zodat we heel voorzichtig weer kunnen rijden (en sturen). Mousse en Chantal helpen ons niet alleen met het zoeken van een slaapplek, maar de volgende ochtend ook met een mecanicien. Die weigert echter het werk te doen, maar gelukkig vinden we wel een professionele lasser.
Eens de rechter torsiestaaf van de auto (met Adriaan's hulp (en toezicht!)) is gedemonteerd, is het laswerk aan de torsie-arm snel geklaard. The Beast veert weer! Er lopen verschillende mekaniekers rond en we eten uiteindelijk allemaal samen uit dezelfde schotel zoals dat hier gebruikelijk is.
“Tja”, zegt mijn broer, “die auto was toch nagekeken voor vertrek?” Dat klopt, maar met meer dan 300.000 kilometer op de teller en wegen die soms nauwelijks als zodanig te herkennen zijn, zijn haarscheuren in de ophanging geen verrassing. Op de camping aan de kust horen we dat de wegen in Guinee nog slechter zijn. Iets om naar uit te kijken… De torsie-armen zijn een zwak punt (of The Beast is écht veel te zwaar): in de Verenigde Staten is de linkerkant al eens gebroken zonder waarschuwing. De professionele Amerikaanse lasser wilde er niet aan beginnen, maar hier is vervangen geen optie… - Adriaan.
Wat opvalt, is hoe verschillende religies hier moeiteloos naast elkaar bestaan. Christelijk of Moslim - we eten uit dezelfde schaal, tijdens het feest van de zestigjarigen werd alcohol gedronken door wie dat van 'zijn' Opperwezen mag, terwijl anderen op hun knieën lagen te bidden. Beide religies prediken verdraagzaamheid en het is fijn te zien dat het kán — op (sommige) kerkhoven liggen ze zelfs vredig samen.
In het binnenland klimt de temperatuur overdag naar zo’n 38 graden. Maar de nachten, vooral op afgelegen plekken in de natuur, zijn heerlijk. Dán weet je weer waarom een 4WD met een goed geventileerde daktent het ultieme reisvoertuig is in dit gedeelte van Afrika.
Op weg naar het nationaal park rijden we door dorpjes met lemen hutten en rieten daken. Geen stromend water, geen elektriciteitsnet (maar soms een zonnepaneeltje). Beton mengen doen we hier met een schep, de slager slacht niet meer dan hij in korte tijd kan verkopen, de naaimachine heeft een trapmechanisme. Het lijkt alsof de tijd stilstaat (ik was hier 30 jaar geleden en toen zag het er niet veel anders uit) - "Don't fix it if it ain't broken!".
We bereiken het park. Aan de ingang hangen wat foto’s van dieren. Misschien zijn we wat verwend geraakt door eerdere reizen, want ons enthousiasme is ... gematigd. We besluiten het park even te laten voor wat het is en bezoeken een waterval in het zuiden, om een dag later terug te keren.
We blijven enkele dagen aan de Gambia-rivier. De overkant van de rivier is het park er we krijgen verschillende malen een apen-spektakel te zien. Voor het eerst was ik mezelf volledig (dat wil zeggen: mét haarwasprocedure) in een rivier. Een visser biedt aan zijn schamele vangst te delen (we weigeren, maar kopen de volgende dag twe vissen van een betere vangst). Er komen toeristenbootjes voorbij die The Beast (en ons) in deze habitat bekijken alsof we een zeldzame diersoort zijn.
En ja, alwéér stellen we het ontdekken van een nieuw land (Guinee) uit. Tijd voor een terugblik op het land dat we gaan verlaten:
De mensen van Senegal zijn vriendelijk en gastvrij, ze delen zonder aarzeling met elkaar en helpen elkaar waar nodig. (Als we koekjes uitdelen aan de drie eerstaangekomen kinderen, dan worden die verdeeld onder de nakomers, nog vóórdat wij extra koekjes kunnen pakken.) Solidariteit lijkt vanzelfsprekend.
Senegal en Gambia bieden een indrukwekkende diversiteit aan landschappen. Ten noorden van de Gambia rivier van woestijn naar savanne, dan steeds tropischer (maar nog geen regenwouden). We zagen de delta's van drie grote rivieren met hun vele vogelsoorten, schaaldieren, vis en planten en bomen (Baobab is mooi, ook zonder blad in de droge periode).
Het land is vruchtbaar dankzij het water - waar een verse tomaat in Mauretanië een (dure) verschijning was, staan ze hier in keurige stapeltjes te koop langs de weg. Uien vormen de basis van elke maaltijd, en zelfs in het kleinste dorp liggen er tonnen van opgeslagen. (Om één of andere reden zijn dat wel vaak Nederlandse uien, die de mensen kopen in zakken van 25 kilogram.)
Minder fraai is de luchtvervuiling: afval en droge vegetatie worden overal verbrand, er wordt gekookt op houtskool, oude motoren braken dieselrook, tweetakt brommers verspreiden rook die naar olie ruikt. Soms is de heel de lucht er gelig door (hetgeen wel de mooist gekleurde zonsondergangen oplevert).
De grensovergang verloopt niet bepaald vlot. De Senegalese douane en politie doen niet moeilijk, maar aan de Guinese kant begint het gedoe. We moeten op 'audiëntie' bij iemand in een kantoortje. Adriaan laat me voorgaan, waarna de beambte vraagt wie van ons de baas is. Hij begint aan een uitgebreide toespraak over hoe de man altijd de zeggenschap heeft over de vrouw. Of Adriaan niet weet dat vrouwen zijn geschapen uit de rib van een man?!? Ik luister zwijgend, maar de atheïst onder ons heeft veel zin om heel hard te protesteren.
De volgende agent houdt ons tegen omdat we geen hotelreservering kunnen tonen (klopt: we zijn uitgenodigd bij een Guinese vriendin). Het electronische aanvraag formulier vermeldt haar adres in de rubriek "Hotel/gastheer". En nauwgezette Adriaan produceert prompt een schermafdruk. De man blijft bij zijn standpunt, ondanks dat we op bezoek waren bij de consul en ondanks dat het adres is goedgekeurd. We wachten geduldig, de tijd kruipt voorbij.
Na anderhalf uur verschijnen er enkele Britten, wat voor afleiding zorgt. Tot onze opluchting mogen we eindelijk door (voor deze ene keer enzovoorts). In het laatste kantoortje wordt het nog absurder. De ambtenaar vraagt aan Adriaan of ik zijn vrouw ben. Na Adriaans bevestiging grijnst hij breed en zegt dat hij me anders wel zou “houden” en Adriaan als dank een cadeau zou geven. Blijkbaar had ik daar zelf niets over te zeggen?
In Senegal, Gambia en ook hier in Guinee zien we borden langs de weg staan over verleende ontwikkelingshulp. À propos: 'onze' electriciteitsaansluiting in de school is al gerealiseerd (zonder bord). Wat opvalt: veel projecten richten zich op coöperaties van vrouwen. Vrouwen die oesters kweken, vrouwen die vis roken, vrouwen die olie persen, platformen voor vrouwen die handel willen (leren) drijven. Het lijkt wel of deze landen draaiend worden gehouden door hen die uit ribben zouden zijn geschapen, terwijl de 'ribdonoren' thee drinken (en ongepast de Koran citeren)...
We stoppen vroeg, nabij een rivier waar een groep meisjes al spelend de was doet. Kinderen die waarschijnlijk nog nooit een blanke (van zó dichtbij) hebben gezien, zijn gefascineerd door ons vel. Adriaan laat zich uitleggen hoe men de was doet in een rivier. Nieuwsgierigheid is ontwapenend en hartverwarmend. Hun wasgoed wordt net voor zonsondergang nog even 'afgerond' en in het donker vertrekken ze. Het was een leuke eerste namiddag in Guinee.
We beginnen aan de berucht slechte, binnenlandse weg van Labé naar Mamou. De uitzichten zijn adembenemend, maar Adriaan en The Beast hebben het zwaar. Andere voertuigen zijn ook zwaar (zie foto's), met passagiers bovenop de daklading. Nochthans zijn het 'gewone' Peugeots, die volgens de ontwerpers zo'n 60 kilo op het dak mogen dragen - Adriaan. De reparatie houdt stand en The Beast ploetert zich door een enorme hoeveelheid gaten ('potholes').
We stoppen op tijd bij een meer dat is aangelegd met hulp van Saoedi-Arabië (ja, met bord). Ook hier trekt onze aanwezigheid nieuwsgierigen aan. Jonge jongens wassen hun motorfietsen met een toewijding waar je stil van wordt. Vooral Adriaan sluit hier snel vriendschappen met hen. Onszelf en onze kleding wassen in rivieren (of een stuwmeertje) wordt stilaan een gewoonte. We hebben al enkele dagen geen camping of hotel meer gezien.
’s Avonds komen dorpskinderen de afwas doen in het meer, terwijl oudere jongens zich tegoed doen aan een vreemd, geel drankje uit plastic flesjes. Ze halen een blaster tevoorschijn, maar gelukkig geeft de batterij het op vlak nadat wij in bed kropen.
Na een rustige nacht rijden we naar Conakry. De chaos en drukte hier overtreffen zelfs die van Dakar. Over de 80 kilometer die we afleggen doen we ongeveer vier uur, met de laatste 30 kilometer als ware beproeving. Ik doe mijn uiterste best om kalm te blijven, al voel ik af en toe de drang om te gillen. Mijn rechtervoet maakt doorlopend rembewegingen, al heeft dat weinig zin. Chauffeur Adriaan (en The Beast) lijken onaangedaan.
Op de luchthaven regelen we dan eindelijk het Guinese visum: Dat is een genummerde sticker in je paspoort, dat je on-line aanvraagt. (We zijn hier nu provisorisch, voor 5 dagen toegelaten.) Er zijn maar een paar printers in het hele land, allemaal in de hoofdstad. Tot onze opluchting slagen we er ook in (nog dieper in de stad) een visum voor Ivoorkust te bemachtigen.
Terwijl we wachten op het laatste visum, stapt er een koppel binnen met hetzelfde doel. “Hé Cami”, zeg ik spontaan. Ze kijkt verrast. “We hebben elkaar al eens berichtjes gestuurd, we komen uit dezelfde stad”, leg ik uit. Cami en Jolan doen dezelfde route als wij, maar dan op de fiets. Intussen zamelen ze geld in voor een goed doel. Respect voor hen beiden!
De plek die ik in gedachten had, een tuin bij de aartsbisschop, leek veelbelovend. Maar toen de verantwoordelijke ons 30 euro vroeg om enkel een douche te mogen nemen, besloten we toch verder te trekken.
Uiteindelijk vonden we een geweldige plek bij Mory, een Utrechtse Nederlander (geboren in Conakry) die hier een fijne oase heeft gecreëerd, midden in de drukte van de stad. Mory blaakt van ideeën. Zijn enthousiasme en goedlachsheid werken aanstekelijk.
Later gaan we naar een winkelcentrum in de buurt met een supermarkt in het vooruitzicht. Die (dure) supermarkt is inmiddels verdwenen maar als bonus vinden we er wel een restaurant. Na 100 dagen eten we weer eens steak-friet en drinken échte Illy koffie. (We eten, zoals iedereen hier, vooral rijst. De instant koffie weigeren we.)
Tijdens de lunch belt vriendin Sophie, die graag wil afspreken. Ik heb haar bijna 20 jaar geleden leren kennen tijdens een ervaringsreis in Guinee met een Limburgse groep. In 2012 ben ik met Andries nog eens teruggekeerd voor een rondreis. Het is fijn haar na al die jaren weer te ontmoeten.
Bekijk meer foto's en de afgelegde route.